Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar zo [14]die man geen losser zal hebben, om de schuld aan hem weder uit te keren, zal die schuld, welken den HEERE weder uitgekeerd wordt, des priesters zijn; behalve den ram der verzoening, met welken hij voor hem verzoening doen zal. 14. Te weten, aan welken het onrecht geschied is, zijnde dood, of geen bloedvriend, noch erfgenaam, noch iemand anders hebbende, die het goed zou mogen aanslaan, en wien men hetzelve zou wedergeven. In zulk een geval kwam het goed den Heere en in zijn plaats den priester toe.